Novel applications of ultrasound technology to characterize myofascial trigger points

Novel applications of ultrasound technology to characterize myofascial trigger points

Novel applications of ultrasound technology to visualize and characterize myofascial trigger points and surrounding soft tissue

Auteurs: S. Sikdar, J. Shah, T. Gebreab, RH. Yen, E. Gilliams, J. Danoff en L. Gerber

Samenvatting: Marc Eeltink, Luc van der Heijden en Christiaan Bijl

Het artikel gaat over nieuwe toepassingen van Ultrasound technologie om Myofasciale triggerpoints en omringend zacht weefsel te visualiseren en te karakteriseren.

Abstract

Een beschrijvende studie over het toepassen van beeldvormingstechnieken middels ultrageluid voor het optimaal beschrijven van kenmerken van MTrP’s en aangrenzend zacht weefsel.

Methode: Voor dit onderzoek zijn N= 9 participanten ingesloten die voldeden aan de inclusiecriteria: aanwezigheid van een A-MTrP in één of beide m. trapezius descendens.

Resultaat: Bij dit onderzoek zijn MTrP’s beoordeeld aan de hand van de TIS en de BFS. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de A-MTrP’s TIS-waarde en BFS-waarde hadden. Dit is geconstateerd door middel van ultrageluid en vibraties.

Discussie: De gebieden die geconstateerd werden in dit onderzoek, zijn niet gecontroleerd door manuele verrichtingen. Hierdoor kon er geen uitspraak gedaan worden over de ‘’Taut Band’’. Verder betreft het een kleine populatiegroep (n=9), waarvan 2 mannen en 7 vrouwen. Als laatste is het een dure methode en vergt het enige training van de therapeut.

Conclusie: Ultrageluid, in combinatie met vibraties, maakt het mogelijk om MTrP’s zichtbaar te maken bij patiënten met acute cervicale pijn (minder dan 3 maanden) en problematiek aan de m. trapezius pars descendens. Het is in staat om sommige MTrP’s en zacht weefsel te karakteriseren.

Methode

Voor de term diepe fascia worden dichte vezelachtige omhulsels bedoelt en omringt de spieren, botten, zenuwen, en bloedvaten van het lichaam. Al deze structuren zijn samengebonden in een stevige compacte massa. Bij botten wordt het periost genoemd, rond pezen vormt de perimysium, rond vaten en zenuwen vormt zich de neurovasculaire huls. Rond gewrichten wordt het versterkt door het kapsel en de ligamenten. Dus er wordt rekening gehouden met de perimysium, de neurovasculaire schede, en het periost als specialisatie van de diepe fascia. Niet alleen omdat ze in de verband staan met elkaar maar ook omdat ze dezelfde histologische kenmerken hebben. Er worden twee soorten gespierde fasciae onderscheden volgens de dikte en hun relaties met de onderliggende spieren: de aponeurotische fascia en de epimysium fascia.
Bij elke patiënt (N=9) werden vier plaatsen gemarkeerd, op basis van het lichamelijk onderzoek, als actieve MTrP (spontaan pijnlijk, A-MTrP), latent MTrP (niet-pijnlijk, L-MTrP) of normaal myofasciaal weefsel. Het onderzoek werd uitgevoerd door een geblindeerd team. Een transducer werd gebruikt om de input energie om te zetten in output energie. Ook werd een kleurenvloeistof gehanteerd in combinatie met een ultrasound vibratie (VSE) waarbij met constante trillingen verschillende beelden verschenen. Daarnaast werd ook de lokale bloedstroom onderzocht middels de Doppler techniek.

Belangrijkste uitkomstmaten: MTrP’s werden geëvalueerd door: fysiek onderzoek, algometrische druk en drie soorten echografie waaronder grijswaarden.

Elke gemarkeerde plaats werd op beeld beoordeeld met een Tissue Imaging Score (TIS):

0 = stijfheid, uniforme echogeniciteit

1 = stijve knobbel/knoop, focale hypoechogeen

2 = meerdere hypochogenen regio’s met stijve knobbels/knopen.

Uitleg: Echogeniciteit: het vermogen van weefsel om (echo) ultrasound golven te weerspiegelen. Wanneer men de echogeniciteit van twee verschillende structuren met elkaar vergelijkt, dan is de donkerste structuur hypoechogeen en de helderste structuur hyperechogeen.

De bloedstroom werd beoordeeld met de Blood Flow Waveform Score (BFS):

0 = normaal arteriële stroom in de spier

1 = verhoogde diastolische stroom

2 = sterk verhoogde weerstand met een afgenomen diastolische stroom.

Uitvoering van het onderzoek middels een Ultrageluid Echoapparaat en een handheld vibratie bron (VSE).

Resultaten

MTrP’s werden op de echobeelden weergeven als middelpunt. De middelste regio’s hadden een kleinere amplitude (minder weerspiegeling dus minder trillingen) wat wijst op een gelokaliseerde verstijfde knobbel/knoop. Echogeniciteits veranderingen in het weefsel waren zichtbaar aanwezig. Op verscheidenen beelden waren de MTrP’s elliptisch van vorm. Echter zijn er geen significante verschillen gevonden in grootte tussen A-MTrP’s en L- MTrP’s. Plaatsen met A-MTrP’s hebben waarschijnlijk een hogere TIS score in vergelijking met normaal myofsciaal weefsel.

Toelichting: A-MTrP’s hadden een hogere TIS en BFS score in vergelijking met de L-MTrP’s of normaal.

Discussie

Sommige hypoechogene gebieden werden ook waargenomen wanneer de knobbeltjes niet voelbaar waren. In deze studie hebben ze de ultrasone kenmerken van de ‘taut bands’ niet onderzocht.
Actieve en Latente MTrPs blijken verschillend te zijn en onderscheidende lokale bloedstroom patronen te hebben.
Ultrasound biedt nieuwe en interessante mogelijkheden voor het identificeren van fysieke kenmerken van MTrPs op mensen op een niet-invasieve en goedkoop manier.

Een ander voordeel van US beeldvorming is de mogelijkheid om de vasculatuur en bloed stromingseigenschappen in en rond MTrPs te onderzoeken.
De resultaten van deze bloedstroom onderzoek associëren bloedstroom stoornissen met de pathofysiologie van MTrPs. De ultrasone technieken in dit onderzoek kunnen dus worden gebruikt om anatomische en fysiologische abnormaliteiten geassocieerd met MTrPs te identificeren.

Conclusie

Voorlopige bevindingen tonen aan dat onder de omstandigheden van dit onderzoek echografie dus grijswaarden of kleurvarierende beeldvorming op relatieve stijfheid werden gebruikt om voelbare knobbels in zacht weefsel (actief of latent) van normaal weefsel te differentieren. Daarnaast werd myofasciale weefsel en lokale bloedstroom karakteristieken onderzocht om onderscheid te maken tussen Actieve en Lantente MTrPs. De voorlopige bevindingen van deze studie tonen aan dat echografie een handige toegankelijke en laag risicovolle techniek is en dit een bruikbare methode kan zijn voor het differentiëren van MTrPs in het omliggend weefsel. Ultrasound maakt dus visualisatie en sommige karakterisering van MTrPs en aangrenzende zachte weefsel mogelijk.

Inleiding: Het myofasciaal pijnsyndroom wordt gekenmerkt vanuit MTrP’s. MTrP’s zijn onder te verdelen in actieve en latente myofasciale triggerpoints. Actieve triggerpoints zijn vaak spontaan pijnlijk, latente triggerpoints zijn vaak pas pijnlijk bij druk. (nog iets uitgebreider)

Gerelateerde artikelen